Dick

‘Je mag best een beetje mannelijk overkomen. Ik wil graag worden bevestigd in mijn vrouw zijn.’

Dick las de tekst nog eens over. Aandachtig bestudeerde hij ook de foto die ernaast geplaatst was. Een vrouwengezicht keek hem vriendelijk aan. Rimpeltjes, sproetjes, blusher op de jukbeenderen, een randje eyeliner, beetje dunne lippen, goed verzorgde kop haar. Een normale, vrouwelijke vrouw.

Hij schoof zijn smartphone opzij en reikte naar zijn kop thee. Sterke thee, veel suiker. Dick roerde krachtig en stak het nog warme theelepeltje in zijn mond. ‘Ik mag best mannelijk overkomen? Hoe doe ik dat in Godsnaam? Pamela is destijds niet bij me weggegaan vanwege een andere kerel. Nee, ze is lesbisch geworden. Lesbisch!’

De thee klotste in het kopje toen hij dat terugzette op tafel. Dick legde het lepeltje neer. Het was kromgebogen tussen zijn tanden.

Met een klik op de mirror-app veranderde hij het beeld van zijn mobieltje. In de spiegel bekeek hij zijn terugwijkende haarlijn, het goudgerande brilletje, zijn onderzoekende blauwe ogen. ‘Als je wilt dat die meid je leuk vindt, kun je maar beter niet zo spottend kijken,’ hield hij zichzelf voor.

Had hij die blik vroeger ook al? Zijn gedachten dwaalden terug. Had Pamela last gehad van zijn gereserveerde kijk op de wereld, op de relatie, zijn kijk op haar? Was ze onzeker geworden door zijn superieure gelijk in ieder gesprek dat ze voerden? Was ze daarom misschien …

Waarom? Waarom toch! Was ik soms niet goed genoeg in bed? Was ‘ie te groot of juist te klein? Zaten er misschien stekels aan? Ach, weet ik veel. Wijven!

Grommend schoof Dick zijn stoel naar achteren. Hij liep naar de grote spiegel in de slaapkamer en bekeek zichzelf ten voeten uit. Driedelig pak, fijn krijtstreepje, sierlijke pochet, glimmende puntschoenen, Italiaans model. ‘Niks mis mee,’ constateerde hij. Hij haalde zijn middelvinger door een potje pommade en smeerde de substantie zorgvuldig in zijn haar.

‘Kom, ik moet opschieten, anders is ze al weg. Ze zal wel niet willen wachten bij een eerste date.’  Hij keek nog een laatste keer in de spiegel. Vandaar gleed zijn blik naar de foto op het kastje ernaast. Pamela. Hij legde het portret plat, met het gezicht naar beneden en liep de kamer uit. ‘Lesbisch, ha!’

*

Een uur later was Dick alweer thuis. Het restaurant was leeg geweest. Het tafeltje voor twee bleef ongebruikt.

Hij zette een verse pot thee, ging aan de eettafel zitten en legde een spel patience uit. ‘Mijn foto was zeker weer niet mannelijk genoeg,’ mompelde hij terwijl hij de ene kaart na de andere openlegde. ‘Nou ja, dan heeft haar smaak haar gered.’ De rest van de avond zei hij niets meer, hij kaartte door tot zijn ogen brandden.

De klok van elf uur riep hem naar bed. Dick negeerde de staande spiegel in de slaapkamer. Hij gooide zijn kleren op een stoel, klikte de plafonniere uit en zocht in het donker zijn bed op. Met de rug van zijn hand veegde hij het portret van Pamela van het kastje.

Vloekend deed hij het bedlampje aan. ‘Sorry Pamela,’ zei hij tegen de scherven, ‘dat heb je niet verdiend. Zó erg was onze relatie niet.’ Zijn gedachten gingen terug naar die dinsdagavond, in precies deze slaapkamer, op deze plek.

‘Nee Dick, ik wil niet.’

‘Heb je weer hoofdpijn?’

‘Nee, ik heb trouwens zelden hoofdpijn.’

‘Wat? Maar je zegt altijd …’

‘Dick ik moet je wat vertellen. Er is een ander.’

 ‘Een ander? Wie dan? Is het Harrie, is het de buurman? Ik vermoord hem!’

‘Jij vermoordt helemaal niemand, dat heb je niet in je. En het is de buurman niet, het is Agnes.’

Eén voor een raapte Dick de scherven bij elkaar. Hij stapelde ze zorgvuldig op naast het portret. De foto leek te kijken naar een punt in de verte. Dick probeerde zich voor te stellen waar zijn vrouw destijds zo naar had gestaard. Hij draaide de afbeelding zo dat de ogen hem wel aan moesten kijken. ‘Zo erg was het toch niet, Pamela?’

Slapen kwam er niet meer van. Dick liep naar de oude grammofoon die op het dressoir stond. Hij zette de naald op de plaat. Die LP lag al jarenlang op de draaitafel, Dick draaide hem vaak als hij aan Pamela dacht. Ze had de plaat die avond, na het gesprek, opgezet. I want to break free van Queen. God, wat had hij een hekel aan dat nummer en toch moest Dick het iedere keer weer afspelen.

Freddy Mercury zong zijn harststocht de kamer in. Dick was teruggelopen naar het kastje met het portret en de scherven. Hij koos een groot stuk glas uit, een stuk dat goed in de hand lag. Voorzichtig, om eventuele splinters te vermijden, stapte hij over de plek heen waar het lijstje gevallen was en gleed zijn bed in.

Hij ging liggen en keek over de rand van zijn dekbed naar Pamela. Ze keek terug.

Het glas prikte in zijn pols. Dick drukte de punt wat aan. Er verscheen een druppeltje bloed en toen nog een. Hij trok de scherf terug toen hij zag dat het dekbed vies werd. Een kleverige rode vlek.

‘Jij vermoordt helemaal niemand, dat heb je niet in je,’ fluisterde de stem in zijn hoofd. Dick legde de scherf op het nachtkastje. ‘Je hebt gelijk Pamela, ik heb het niet in me.’ Hij trok het dekbed over zijn hoofd. ‘Ik heb helemaal niks in me, ik ben een mislukte man.’

*   

Het late zonlicht piepte door een kier in de gordijnen. Dick opende zijn ogen en sloot ze meteen weer. Met een arm voor zijn gezicht weerde hij de zonnestraal af, hij sloeg het dekbed terug en stond op.

Het koffiezetapparaat pruttelde. De broodrooster piepte: ‘de toast is klaar!’ Dick opende de gordijnen en keek naar buiten, recht in het zonlicht. Even bleef hij zo staan. Toen stootte hij de ramen open, spreidde zijn armen en ademde diep in. Zijn brilletje blikkerde als een antwoord op de baaierd van frisse lucht die de kamer instroomde.

De toast begon al af te koelen toen Dick aan de eettafel ging zitten. Het schuimlaagje in zijn koffiekopje was inmiddels ingezakt. De ochtendkrant meldde een ongeluk in een naburige stad, een beurscrisis in Hongkong en een depressie boven IJsland.

Dick schoof de krant weg, stond op en liep naar de slaapkamer om zich aan te kleden. Hij had pantoffels aan moeten trekken, er lagen nog splinters van gisteravond. Hij hinkte terug naar de huiskamer, graaide de krant van tafel, frommelde hem tot een prop en smeet hem in de prullenmand. Hij had weleens beter gemikt, de prullenmand viel om.

*

De wachtkamer van de huisartsenpost was halfleeg. Veel mensen waren op vakantie en vakantie heelt de meeste ziekten.

Dick groette de aanwezigen lauwtjes, hij hompelde naar een lege stoel en ging zitten. Het spreekuur van dokter Hostia liep altijd uit. Dat gaf Dick tijd en gelegenheid om terug te dwalen in zijn herinnering. Dokter Hostia, Agnes Hostia, hij kende haar al jaren.

Op een dag had Pamela hem aan de ontbijttafel terloops meegedeeld dat er een nieuwe huisarts was, een vrouw, ze heette Agnes. Dick had voor dat nieuws niet eens zijn krant laten zakken. Enkele weken later wist zijn echtgenote hem te melden dat Agnes helemaal ingeburgerd raakte in de buurt. Ze zat in de vrouwenpraatgroep, ze was heel gezellig als je haar in de supermarkt tegenkwam en ze bleek in het cafeetje op de hoek een warm pleitbezorgster voor Belgisch donkerbier.

Dick las de krant, at zijn ontbijt en vertrok naar kantoor, iedere dag weer. Pamela bleef dan achter in een soort zwart gat. Dick vroeg zich niet af waar zij dat gat mee vulde. Hij was dan ook verrast toen Pamela hem op een boze avond vertelde dat Agnes de vulling was. 

‘Meneer Houtmans, Dick Houtmans?’ Een vrouw in doktersjas kwam de wachtkamer binnen. Ze keek even om zich heen, liep toen direct op Dick af en gaf hem een hand. ‘Meneer Houtmans, komt u verder.’

In de spreekkamer aangekomen deed Agnes de deur dicht, draaide zich naar haar patiënt en zei: ‘Dag Dick. Hoe is het met je? Wil je niet gaan zitten?’

Dick liet zich op een rechte stoel tegenover het bureau zakken. ‘Wil je dat echt weten?’

‘Nou ja, ik ben je huisarts en je komt hier vast niet voor de lekkere koffie. Dus nog een keer: hoe gaat het met je?’

‘Sinds jij mijn huisarts bent, een stuk minder. Maar om helemaal concreet te worden: ik voel me depressief en ik heb een glassplinter in mijn voet.’

Agnes schoof een kruk naar hem toe en klopte bemoedigend op de zitting. ‘Laten we beginnen met die splinter. Onvoorzichtig geweest?’

‘Ik niet, jij wel. Jaren geleden maakte je brokken en scherven en vanmorgen bezeerde ik me daar opnieuw aan.’

Dick trok zijn sok uit en legde zijn voet op de kruk. Agnes schoof een stoel aan, ging zitten en boog zich over het gekwetste lichaamsdeel. ‘Dick, ik heb je destijds meteen gezegd dat het me beter lijkt dat je een andere huisarts zoekt. Dit is toch geen gezonde arts-patiëntverhouding?’

‘Dat zou je wel willen, maar dat gaat niet door. Pamela vermijdt het contact met mij en jij bent de enige verbinding die ik nog met haar heb. Hoe gaat het trouwens met haar?’

‘Ah, daar is de boosdoener.’ Agnes trok met een puntig pincet een glassplinter uit Dicks voet. ‘Hoe het met Pamela is? Ik weet niet of ik daar met jou over moet praten, Dick.’

‘Ik bedoel er niks mee. Ik wil gewoon weten hoe het met haar gaat.’

Terwijl Agnes in de weer was met een gaasje en een pleister, keek haar patiënt – over de gebogen rug van zijn arts heen – naar haar bureau. Zijn blik viel op een briefopener, een lang en scherp ogend ding.

Agnes was klaar met de voet. Ze ging rechtop zitten en keek Dick aan. ‘En je depressie, heeft die met Pamela en mij te maken?’

‘Wat denk je nou zelf Agnes? Jij gaat er met mijn vrouw vandoor, ik blijf alleen achter en ik snap nog steeds niet wat me nou is overkomen. Zou dat iets met mijn depressie te maken kunnen hebben?’

Er viel een straaltje zonlicht naar binnen, precies op het lemmet van de briefopener. Dick keek er gebiologeerd naar.

‘Het is anders vrij eenvoudig, Dick. Vijf jaar geleden ontmoette ik jouw vrouw. We werden verliefd, zij verliet jou en ging samenwonen met mij. Ik ben er niet trots op, maar het gebeurde nu eenmaal zo.’

‘Het moest er nog maar bijkomen dat je er trots op was. Vijf jaar geleden had ik een leven. Dat is van mij afgepakt. Mijn wereld stortte in. Plotseling was ik een alleenstaande man, een onvrijwillige vrijgezel. Al die jaren heb ik me afgevraagd waarin ik tekort ben geschoten. Was ik overheersend of juist te mak? Had ik avontuurlijker moeten zijn of juist vaderlijk? Ik raakte in de war, mijn geest ging dwalen. Ik klampte me vast aan duistere gedachten. Ja, ook duistere gedachten over jou, Agnes.’

Het straaltje zonlicht doofde uit. De briefopener op het bureau glansde anders, donkerder dan eerst.

***

 

Afbeelding: Brilendoos van Willem Credo, anoniem, voor 1733. https://www.rijksmuseum.nl/nl/zoeken/objecten?q=bril&p=49&ps=12&st=Objects&ii=6#/BK-NM-864-B,582 

 

 © 2018 Paul Christiaan Smis